Het oorlogsnieuws drong op allerlei manieren tot de inwoners van Wassenaar door.
Officieel via de krant, dat wil zeggen de gelijkgeschakelde pers. Hierin lazen de Wassenaarders wat de bezetter ons wilde melden. Het was dan de kunst om tussen de regels door te lezen. Op deze novemberdag meldde het Leidsch Dagblad: ‘Bruggen over de Moerdijk opgeblazen’, ‘Verzet in duinen van Walcheren’. De andere artikelen op de voorpagina straalden een zekere rust uit: ‘Onze nationale biljartploeg zou zeer sterk kunnen zijn’, en een bekendmaking dat er op 17 november weer een keuring was voor Nederlandse meisjes en vrouwen van 18 tot 30 jaar die zich konden melden als verpleegster bij het Deutsche Rotekreuz.
Leidsch Dagblad 8 november 1944 (Bron: Delpher)
Wat in de toegestane pers nadrukkelijk niet werd verteld, dat viel te lezen in de ondergrondse pers, namelijk dat op 6 november Middelburg, op 7 november Veere en op 8 november geheel Walcheren gezuiverd waren van Duitsers en dat de Schelde vrij was voor gebruik door de Geallieerden. De plaatsen Moerdijk en Willemstad waren bevrijd.
Maar ook uit wat er in het dorp zelf gaande is, viel het een en ander af te leiden. Bij voorbeeld dat het de bezetter militair en logistiek niet voor de wind ging, merkten de Wassenaarders ‘aan den lijve’.De Wehrmachtbefehlshaber eiste op 8 november 1944 van de Wassenaarse inwoners: 4.000 wollen dekens, 4.000 hemden, 4.000 onderbroeken, 4.000 paar sokken, 2.000 truien of vesten en 1.300 jassen. De minder draagkrachtigen ontvingen een vrijstelling. Voor een ingeleverde deken kreeg men een vergoeding van f25,—, voor een onderbroek f5,—. een hemd f7,50, een paar wollen sokken f1,50, een wollen trui of vest f10,— en een jas f30,— tot f50,—. In Wassenaar werd f75.482,50 voor ingeleverd textiel uitbetaald.
Pieternel Honders schreef op 9 november in haar schoolagenda: 'Wij leveren natuurlijk niets in. Je stelt je alleen aan huiszoeking bloot (of liever: roofoverval). Als je dat zag op straat: er hebben veel te veel mensen ingeleverd. Iedereen liep met dekens te zeulen. De meesten doen het uit bangheid.' Op 14 november schreef zij: 'De moffen zijn begonnen met huiszoeking i.v.m. de klereninlevering. Ze hebben de hele Schoolstraat gedaan, maar stonden stil voor ons hek [van de pastorie], aarzelden en liepen door.'
Nadat er textiel was ingeleverd, ontving men een briefje als bewijs dat men aan zijn verplichtingen had voldaan.
Uiteraard werden deze briefjes door de illegaliteit ook vervalst. Eén keer ging het haast fout. Mevrouw C. de Hoop Scheffer-Furnée die van deze papiertjes rondbracht: 'De vervalste papiertjes, als teken voor de controlerende Duitsers dat het gevraagde al ingeleverd was (niet dus...), moest men op de voordeur plakken. Zo moest ik na het verspreiden van deze papiertjes eens de hele ronde overdoen om overal één punt te zetten die vergeten was. Rechts bovenaan stond: Montag den 6 Januar en moest zijn Montag den 6. Januar'.
Wanneer niet aan de oproep tot textiellevering werd voldaan, vorderde men in het wilde weg. M.H. Tielman: 'De Storm van 's-Gravesandeweg werd afgezet door voornamelijk oudere Duitsers die bij iedereen textiel ophaalden, zoals sokken, truien en jassen. Men ging kijken of je dit in huis had en keek zelfs in de naaimand. Mijn vader zag dat aankomen, trok zijn goede oude winterjas aan en ging in de hooiberg staan op het bollenveld van Van der Marel op de Spinbaan, totdat ze weer weg waren.'
Ook de leraar aan het Rijnlands Lyceum F.P. Huygens herinnerde zich zo'n textielvordering: 'Bij een vordering van dekens sjouwden een tiental tweedeklassers, die ik in een slaapkamer van een huis aan de Storm les gaf, al het beddengoed naar zijn 'lokaal', verborg het onder de sprei en ging er bovenop zitten en toonden de heren-handlangers van de bezetters een toegewijde ijver, die zoveel indruk maakte, dat zij voor het huis niet meer dan het toegestane aantal dekens noteerden.