Tuinder Philippus van den Berg, 32 jaar oud, was op 16 november 1944 op een stuk land te Hoek van Holland om bloemkolen op te halen. Ongeveer honderd meter van zijn land verwijderd was de afgelopen nacht een V2 neergestort. Toen hij bij de bomtrechter kwam, bevonden zich daar ook de gebroeders Van Spronsen uit ’s-Gravenzande, Johannes (21) en Jacobus Adrianus (23). De gebroeders La Graauw, Jan (35) en Johannes (32) waren ook op een afstand van honderd meter van de bomtrechter op hun land “Buiten-Nieuwland” aan het werk. Vervolgens kwamen nog twee andere personen aanlopen en de groep stond de uitwerking van dit projectiel te bespreken toen er een Duitse militair aankwam en hen onder bedreiging van een revolver arresteerde.
De groep werd overgebracht naar een Duitse bunker aan de Fruithaven in Hoek van Holland en werd daar verhoord. De gebroeders Van Spronsen, La Graauw en Philippus van den Berg werden vervolgens rond half vijf in de middag met een overvalauto overgebracht naar de parkfklat “Marlot”. Daar waren V2 troepen gelegerd. Zij kregen voeding en moesten rond elf uur naar bed; de volgende morgen zouden ze naar huis mogen. Integendeel: tegen vijf uur in de ochtend werden ze gewekt en werd hen medegedeeld dat ze voor de generaal zouden worden geleid om verhoord te worden. De vijf mannen moesten naar de Leidsche straatweg lopen, staken vervolgens de trambaan van de Gele Tram over en kwamen op een zandweg van landgoed Duindigt. Ze moesten naast elkaar lopen, de kleinste links en de grootste rechts, onder begeleiding van ongeveer zes Duitse militairen die vlak achter hen liepen. Toen ze ongeveer 40 of 50 meter gelopen hadden, werd er plotseling zonder commando’s tot vuren op hen geschoten. Van den Berg werd gewond in de linkerzij en de linkerarm, liet zich vallen en wist kruipende over de grond weg te vluchten. Na zich lang schuilgehouden te hebben wist hij verder te ontsnappen.
Jachtopziener Teun Kamerbeek mocht al vanaf 21 october 1944 niet meer zijn werk doen op landgoed Duindigt, omdat daar Duitse V2 troepen waren gekomen. Alle bewoners van Duindigt waren weggestuurd. In maart 1945 mocht Kamerbeek weer terug naar Duindigt en deed daar een ontdekking: er stak een laars ergens uit de grond. Hij bekeek dit en zag dat er een lichaam lag en dat er meer lijken waren Hij rapporteerde dat aan de Duitsers, die er geen aandacht aan wensten te besteden. Pas na de bevrijding durfde hij met zijn kennis over de lijken naar de autoriteiten te gaan. De politie van Wassenaar onderzocht de zaak en stelde vast dat het de gebroeders Van Spronsen en La Graauw waren.
Situatieschets uit het proces-verbaal (bron: Gemeentearchief)
Deze vier waren niet de enige slachtoffers, die als vermeend nieuwsgierige van een V2 werden gedood en pas later werden gevonden. Op 28 september 1945 was Jacobus van der Hak, 44 jaar, uit Delft, werkzaam met het slopen van de N.V. Ufa Filmstad aan de Benoordenhoutse weg, Park Oosterbeek. Tijdens een pauze liep hij wat rond en zag op een plek in een bebost gedeelte dat de grond omgewoeld was. Het was hem enkele dagen daarvoor ook al opgevallen dat er op een boom met rode lakverf een kruis was aangebracht en een woord “Butterdose”. Van der Hak dacht dat de Duitsers er iets waardevols hadden verstopt en ging graven . Hij vond een lichaam, waarschuwde de baas en die verwittigde de Wassenaarse politie. De identiteit was niet vast te stellen; het proces-verbaal werd op 2 oktober 1945 gesloten.
Situatieschets uit het proces-verbaal (bron: Gemeentearchief)
Met rode lakverf een rood kruis en het woord ‘Butterdose’. Foto uit het proces-verbaal (Bron: Gemeentearchief)
Enkele maanden later, op 28 februari 1946 kwam Arnolda Schotanus à Steringa Idzerda bij de politie van Wassenaar. Op de een of andere manier had ze gehoord van een onbekende die gevonden was. Zij miste haar vader. Die was op 3 november 1944 om half negen in de ochtend uit zijn huis aan de Parkweg 3 te Den Haag vertrokken om te gaan zien wat de schade zou zijn, veroorzaakt door het neerkomen van een V2 in de nacht van 2 op 3 november. Omdat vader niet thuis kwam ging dochter informeren bij een Duitse politiepost in de buurt. Daar wist men haar te vertellen dat haar vader was gezien achter het hotel “Promenade”, gelegen aan de Scheveningsweg, onder bewaking van Duitse militairen. Bij de daarop volgende zoektocht langs Duitse instanties kreeg Arnolda het ene moment te horen dat vader vanwege spionage doodgeschoten was en het andere dat hij een paar dagen later vrij zou komen. Uiteindelijk bleef haar vader vermist. Na de bevrijding wisten de gearresteerde Duitsers geen antwoord te geven op de vraag wat er gebeurd was.
Arnolda kon het op Park Oosterbeek gevonden lichaam identificeren: het was Hanso Schotanus à Steringa Idzerda, de bekende radiopionier, die honderd jaar geleden op 6 november 1919 de eerste radiouitzending in Nederland verzorgde.
Hanso Henricus Schotanus à Steringa Idzerda (1885-1944) (Foto: Wikipedia)