Een inwoner van Wassenaar was vrijwilliger bij de Duitse Organisation Todt (O.T.). Tijdens bouwwerkzaamheden voor het Duitse leger in Frankrijk sloot hij zich aan bij het Franse verzet. In januari 1945 sneuvelde hij in Mulhouse in de strijd tegen zijn voormalige werkgever, het Duitse leger.
Aan het Oostfront,in de strijd tegen Russische troepen sneuvelden in diezelfde maand januari 1945 vier inwoners van Wassenaar die in Duitse dienst waren getreden.
Carl Chaim Bergmann werd geboren in Polen en vestigde zich in Duitsland (Dresden). Daar werd hij een succesvol fabrikant en was tevens kunstmecaenas en filantroop. In 1933 (het jaar waarin Hitler aan de macht kwam) vluchtte hij met zijn in Duitsland geboren vrouw naar Wassenaar. Ook zijn broer Sigmund Sindel Bergmann, bedrijfsleider, volgde. Carl Chaim Bergmann werd directeur van de Laurens sigarettenfabriek en ging wonen aan de Raadhuislaan, zijn broer aan de Wittenburgerweg.
In januari 1942 werd onder leiding van Heydrich tijdens de beruchte conferentie in een villa aan de Wannsee bij Berlijn besloten tot de ‘definitieve oplossing van het Jodenprobleem’, anders gezegd de eliminatie van de Joden. Viermaanden later al voldeed de locoburgemeester van Wassenaar aan een gegeven opdracht en zond aan ‘die Zentralstelle für jüdische Auswanderung’ aan de Euterpestraat in Amsterdam een opgave van 150 Joodse inwoners van Wassenaar. Ook de broers Bergmann en hun gezinnen stonden op de lijst en waren dus in Wassenaar achterhaald door de moorddadige bureaucratie.
De vrouw van Carl Chaim Bergmann zou het overleven. Hijzelf werd van 21 augustus 1944 tot 3 september 1944 opgesloten in Westerbork. Vanwege het oprukken van de geallieerden (die dag kwamen zij tot Antwerpen) werd Bergmann naar Auschwitz overgebracht. Op 25 januari 1945, twee dagen voor de komst van de Russische troepen – ze konden het geschut van de bevrijding al horen - werd hij van Auschwitz overgebracht naar concentratiekamp Mauthausen. Daar overleed hij een week later, op 31 januari 1945.
Ook het gezin van Sigmund was naar Westerbork overgebracht en vandaar in april 1943 gedeporteerd naar Theresienstadt en vervolgens naar Birkenau. Daar werden Sigmund, zijn vrouw Jenny en de 15-jarige Ralf na aankomst in maart 1944 ter dood gebracht. De 21-jarige dochter Friedel overleefde. Pas op 17 juli 1945 kon zij deze advertentie plaatsen.