De in Wassenaar in september 1944 begonnen inzet van het Vergeltungswaffe 2 ging maar door. Het lanceren vanuit Wassenaar ging vaak mis, zodat iedereen in het dorp zich zorgen maakte over de raketten die na de start mislukten en gevaarlijk konden neerstorten. Wat de V2’s ver weg in Engeland of Antwerpen voor schade aanrichtten bleef onbekend. De Duitse propaganda sprak over ‘wonderwapens’, die de oorlogskansen zouden veranderen. De illegale pers luisterde naar de BBC en Radio Oranje en zette die informatie op papier voor verdere verspreiding. Op 2 februari 1945 verscheen het eerste nummer van het ondergrondse weekblad ‘Vrij Wassenaar’, gestencild in een woonhuis aan de Van Heeckerenstraat.
Met de aanwezigheid van de Duitse raketten lag Wassenaar in de frontlinie van deze luchtoorlog. Zodra het goed vliegweer was, kwamen jagers van de Royal Air Force boven het dorp om elke raketpositie die ze vonden te bestoken. Ook transporten van Duitse troepen en materieel over de weg waren doelwit van de RAF. Over diezelfde Rijksstraatweg liepen of fietsten ook burgers op weg van en naar het werk of waren op pad om eten te zoeken in andere delen van het land. Veel luchtaanvallen veroorzaakten dan ook burgerslachtoffers, zoals op 3 februari. Een aanval op buitenplaats De Witttenburg kostte aan twee passanten op de Rijksstraatweg het leven. Op 14 februari vlogen twaalf Spitfires vanuit Engeland naar landgoed Rust en Vreugd. Daar waren wagens met brandstof voor de raketten het doel; de melkstal Van Paridon kwam in de vuurlinie. Mevrouw Kelderman haalde juist melk; zij en twee andere bezoekers werden dodelijk getroffen. Ook voor de vliegers waren deze missies gevaarlijk. T.C.W. van Manen zag het gebeuren: ‘Uit het noorden naderden vier Spitfires parallel aan de Rijksstraatweg. Boven Rust en Vreugd ontplofte het tweede of derde toestel, zonder dat er werd geschoten. De brokstukken en de cockpit kwamen terecht achter de treinbaan’. [nu Landscheidingsweg]. De 23 –jarige piloot John Kelman uit Aberdeen ligt nu begraven op begraafplaats Westduin in Den Haag.
Het Zweedse Rode Kruis slaagde erin om per schip voedsel naar Delfzijl te sturen.
Pieternel Honders verheugde zich op 13 februari al op het nieuws; zij zou nog tot eind februari geduld moeten hebben: ‘We krijgen, o glorie, een wittebrood en 125 gr. margarine en heel misschien nog peulvruchten van de schepen die uit Zweden gekomen zijn. We worden toch niet vergeten in deze ellende.’