Bommen en Zweeds wittebrood
Op 28 februari was er opnieuw een Engelse luchtaanval op V2-raketten en Duitse transporten. Mevrouw Knijnenburg-Meijer beschrijft het: ‘Vanmiddag bombardement aan Den Deijl. Ik was er juist, maar het is verschrikkelijk. We wisten niet waar we het zoeken moesten. Verschillende huizen onbewoonbaar. Een huishoudster van Overdevest gedood. Ze stond voor het raam. Verder viel het wat gewonden betreft nogal mee. Maar het is een verschrikkelijk gezicht. Al die mensen vliegen met hun kinderen vol schrik de straat op.’ Het slachtoffer was de 48-jarige Theodora Johanna van der Voort.
De vanuit Wassenaar door de Duitsers afgevuurde V2-raketten veroorzaakten slachtoffers en schade in Engeland. Het verzet in Wassenaar gaf via geheime zenders vrijwel dagelijks de Duitse opstellingen van de V2-raketten naar Engeland door. De Britse luchtmacht bleef met jachtbommenwerpers actief boven Wassenaar en Den Haag. In het Haagse Bos waren ook V2-raketten verscholen opgesteld zodat de Royal Air Force besloot om met een ‘tapijtbombardement’ dit hele gebied te vernietigen. Bij het opgeven van de coördinaten van het doel maakte iemand een fatale fout. Hierdoor werd op 3 maart niet het doel geraakt, maar de Haagse woonwijk het Bezuidenhout. Het kostte 550 mensen het leven, waaronder ook drie inwoners van Wassenaar.
Temidden van alle ellende was er toch een hoopvol teken: het Zweedse wittebrood. Het brood was in Nederland gebakken van meel dat aangevoerd was door drie grote schepen van het Zweedse Rode Kruis. De eerste schepen liepen op 28 januari 1945 de haven van Delfzijl binnen. Van het aangevoerde meel werd in Nederlandse bakkerijen het echte “Zweedsch wittebrood” gebakken. Het vervoer van dit meel (onder supervisie van het Rode Kruis) werd bemoeilijkt door tekort aan transportcapaciteit, waardoor het voor de hongerende bevolking nog een maand had geduurd voordat zij dit brood in handen kreeg.
Mevrouw Knijnenburg-Meijer op 1 maart: ‘We hebben vandaag echt wittebrood gegeten. Je weet niet wat je ziet en proeft. Toos is nu negen jaar maar weet niet dat ze ooit wittebrood gezien heeft. Vijf jaar is ook een hele tijd voor zo’n kind. We hebben er ook heerlijk boter bij gekregen. Je ziet de mensen gewoon glunderen, die met een tas met al dat lekkers naar huis komen.’