Het bleven zware tijden in het vroege voorjaar van 1945. Voedsel en vrijwel alle goederen waren ‘op de bon’. Alle inwoners kregen een set bonnen toegewezen. Via de krant en mededelingenborden werd regelmatig bekend gemaakt met welke bonnen men artikelen kon kopen, als die niet al na korte tijd uitverkocht waren. Vandaar dat mensen al heel vroeg in de rij stonden en eindeloos lange wachttijden op de koop toe namen.
Door de stagnatie in de aanvoer van kolen was de productie van gas eind september 1944 in Wassenaar compleet stilgevallen. Voor particulieren was het koken van voedsel praktisch onmogelijk geworden. De Distributiekring ging, naast het verstrekken van bonnen, nu zelf over tot het instellen van een Centrale Keuken. Deze gaarkeuken kwam in de Vleeswarenfabriek van Van den Berg aan de Rijksstraatweg bij de Maaldrift. Nadat ook de levering van elektriciteit was gestopt ging de keuken over op kolen en later op hout. De hoeveelheid voedsel werd in de wintermaanden steeds kleiner. Nog maar tweemaal in de week was er stamppot en op de andere dagen een halve liter “soep” per persoon als warme maaltijd. Het eten werd in gamellen met paard en wagen naar twaalf uitdeelpunten in het dorp gebracht en uitgeschept aan de deelnemers die zich na inlevering van bonnen en betaling van f 1,40 (voor zeven maaltijden) hadden aangemeld. De dagelijkse rantsoenverstrekking, in oktober 1944 nog 1300 calorieën, was in januari 1945 slechts 500 en vanaf februari nog maar 340 calorieën.
Een paard en wagen van de firma van den Barselaar levert voedselgamellen af bij de uitdeelpost in de school aan de Van Heeckerenstraat. Voerman is Cees Samwel. Foto door A.P. Hoogeveen, Wassenaar. Verzameling Stichting Wassenaar ’40-’45.
In de laatste week van maart schrijft mevrouw Knijnenburg-Meijer uit Deijleroord enkele notities: “De groentehal, dat is onze garage eens in de week hiervoor beschikbaar gesteld, staat vol mensen plus de file op straat en te weten dat de groenteboer alleen een klein beetje suikerbieten heeft; de mensen vechten erom.
Vandaag een bombardement aan de remise [van de Gele Tram, waar nu de Weijermanstraat is]. ’t Ging blijkbaar om de gebouwen van de moffen, maar het ging helemaal mis. Een man die op straat liep werd gedood. De huizen in de omgeving zijn zwaar gehavend. Deijleroord kreeg de luchtdruk waardoor verschillende ramen sprongen.
We zitten soms hele dagen zonder water. Zo nu en dan loopt de kraan. ’t Wordt echt rimboeachtig: geen water, geen kolen, geen licht, geen gas. Wat wil je nog meer.
De polder wordt hier ook onder water gezet. Dat kan er nog wel bij. Verschillende boerderijen staan al rondom in het water.
Er zijn hier in Deijleroord twee gevallen van hongerziekte. Verschrikkelijk is dat, de mensen doen wat ze kunnen, maar zal het nog baten. Vreselijk, van honger te moeten sterven.
We hebben weer wittebrood en boter gekregen van het Zweedse Rode Kruis.”
In de drie westelijke provincies kwamen in de Hongerwinter naar schatting ruim 20.000 mensen om; hoeveel inwoners van Wassenaar daaronder waren, is onbekend. De bij het beschreven bombardement omgekomen man was een politieman uit Den Haag.
De zwarte handel onttrok levensmiddelen aan de voedselvoorziening voor de hongerende bevolking. De ondergrondse kwam hier dan ook tegen in actie. Zo kwam er een Bekendmaking van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten met een waarschuwing voor een tiental Wassenaarse, met naam en adres genoemde ondernemers. Het publiek werd opgeroepen gegevens over deze zwarthandelaren te verzamelen voor hun latere bestraffing. Andere leden van het Verzet wachtten daar niet op; zij pleegden gewapende overvallen op echte en vermeende zwarthandelaren en leveranciers aan de Duitse troepen. Daarmee ontstond een grote mate van rechteloosheid en eigenrichting.