Op 5 mei 1945, de dag van de feestelijke bevrijding maakte de aan de Raaphorstlaan 31 wonende eigenaar van een hoveniersbedrijf J. van den Berg, bij de woning op De Wilde Zee van NSB'er Van Geelkerken een zeer tragische gebeurtenis mee. Van den Berg herinnert zich: 'Op 5 mei gingen Evert Velthuizen [jachtopziener], Teun Korver [veehouder] en ik naar De Wilde Zee om alles in beslag te nemen wat met de oorlog te maken had. We kwamen daar om ongeveer 11.00 uur in de ochtend. De bewaking deed niets, was zo mak als een lammetje. We verzamelden twee jachtgeweren, drie karabijnen, drie pistolen, gasmaskers, landkaarten en steekwapens. We hadden alles bij mij in een schuur opgeborgen. We besloten om 's middags hetzelfde te gaan doen bij een NSB'er aan de Groot Haesebroekseweg. Wat we niet wisten (ik hoorde dat later van boer Noordover) was dat bij de bewaking van De Wilde Zee een vrouw en een klein meisje hoorden. Dat kleine meisje was dwars door de polder naar De Landbouw [café aan de Zijdeweg] gestuurd, van waaruit Van Geelkerken werd gewaarschuwd. Het was een paar minuten voor twee, Evert en Teun stonden al op mijn erf. Mijn vrouw zegt: "Joh, er komen allemaal auto's aan!" In de verte kwamen een stuk of vijf, zes auto's langzaam aanrijden, met op iedere wagen twee schutters op de spatborden. We maakten dat we wegkwamen. Evert vluchtte dwars door het weiland, door de Wetering en wist zo te ontkomen. Teun probeerde nog via de oprijlaan weg te komen, maar hij werd vanuit een auto in de rug doodgeschoten. Ook hoorde ik aan de andere kant van De Wilde Zee schieten.’ De vlakbij wonende Q.J. Voorham herinnert zich: 'Ik was aan de Raaphorstlaan bij ons op het pad allemaal vlaggetjes langs de kant aan het neerzetten. Opeens komen er een stuk of zes wagens aanrijden met militairen op de spatborden. De broer van Van Geelkerken was hier ook bij. Mijn vader is toen nog beschoten. Onze hond werd neergeschoten omdat hij één van de militairen aanviel.' Van den Berg vervolgt: 'Ik rende in de richting van het hoenderpark Vrijland [Raaphorstlaan 28], liep door een populierenhaag en werd toen door een Nederlandse SS-officier in uniform staande gehouden. Daar werd ik onder schot gehouden en gefouilleerd. Ze vonden een pistool en haalden 36 patronen uit mijn zak. "Mooi", zei de officier, "zo hebben we 36 mensenlevens gespaard". Vervolgens sloeg hij me met mijn eigen pistool zo hard mogelijk tegen de zijkant van m'n hoofd. Een verschrikkelijke klap, maar ik wist me nog net staande te houden. Ze hadden me aangehouden bij het huisje van Van der Graaf en dachten daarom blijkbaar dat ik daar woonde. Ze doorzochten het hele huis en toen ze niets vonden, staken ze het in brand.
Toen moest ik mee naar De Wilde Zee. Daar stond Van Geelkerken in uniform. Hij zei: "Zet 'm tegen de muur." Zijn broer kwam er bij en riep: "Schiet die kerel dood!" "Nee", zei Van Geelkerken, "sluit hem maar op bij de kalveren in de stal." Ze hebben me daar een hele tijd tussen de kalveren laten zitten, wat heel vervelend was; want die beesten sabbelen de hele tijd aan je. De stal had een dubbele deur en na lange tijd ging het bovenstuk open en daar stond Van Geelkerken weer. Hij vroeg: "Wat moest jij met mijn persoonsgegevens?" (ze hadden inmiddels mijn huis doorzocht). Ik zei niets. Van Geelkerken zei: "Je krijgt nog een half uur om mij antwoord te geven" en ging verdween. Even later kwam hij weer terug, met zijn adjudant achter zich. Hij zei: "Nu kom ik voor de laatste keer, je huis is afgebrand, je leven staat op het spel." Ik gaf nog steeds geen antwoord. "Je hebt je lot nu in eigen handen. Spreek!" Toen ik mijn mond bleef houden, zei Van Geelkerken uiteindelijk: "Ik zal hier genade voor recht laten gelden. Ik hoop dat jij dat te zijner tijd zal doen voor de NSB'ers".
Een uur later werd er door Arie Noordover, de zetboer, opengedaan en mocht ik eruit. Hij had opdracht gekregen om mij een uur nadat de wagens vertrokken waren, vrij te laten, en hij heeft zich daar nog precies aan gehouden ook! Het lichaam van mijn vriend Teun hadden ze achtergelaten op het terrein van Rauter aan de Kerkeboslaan. Teun lag in Rauter’s garage en had twee kogels in zijn rug. Daar moest ik hem ophalen. Ik heb een “lijkwagen” gehaald bij de Orde Dienst [van de Luchtbescherming], een handkar, en heb Teun daarop bij zijn moeder thuisgebracht, en hem op de divan gelegd. Later, in het proces tegen Van Geelkerken, ben ik nog als getuige opgetreden. Hij verweet me toen dat ik "ja" geantwoord zou hebben op zijn vraag of ik genade voor recht zou laten gelden voor de NSB'ers. Ik vergat toen even dat ik in de rechtszaal was, sprong op, stak m'n wijsvinger naar hem uit en schreeuwde: "Je liegt!" '
Teun Korver