Al binnen twee weken nadat de geallieerde bevrijders in Wassenaar en Den Haag waren aangekomen, ging ook luitenant Hulot die kant uit. Hij kwam met een speciale opdracht, namelijk om uit te vinden waar zes militairen van zijn Franse commando-eenheid waren gebleven. Eigenlijk had Hulot zelf al in februari 1944 op het strand van Wassenaar moeten zijn geland, maar op het laatste moment had zijn commandant, kapitein Trépel, besloten om de missie zelf te gaan doen. Die sprak immers ook Duits en dat zou van pas kunnen komen. Hulot bleef toen teleurgesteld achter in Engeland. Enkele maanden later, op 6 juni 1944 zou hij als commandant van Franse commando’s in de voorste lijn landen in Normandië.
Al vanaf het najaar van 1943 was er het plan om geallieerde commando’s een bezoek aan het Wassenaarse strand te laten brengen met als doel om te onderzoeken of op die manier geheim agenten ongezien aan land gebracht zouden kunnen worden. En omgekeerd, of ze ook weer opgehaald konden worden. Eigenlijk was dit een vervolg op de beroemde acties van de ‘soldaten van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Peter Tazelaar, die al vanaf eind 1941 tot en met mei 1942 met snelle motortorpedoboten agenten op het strand van Scheveningen, Katwijk en Noordwijk hadden afgezet. Deze operaties ‘Contact Holland’ waren toen gestopt, maar de Britse Marine Inlichtingendienst vond het de moeite waard om de draad weer op te pakken.
En zo waren, nadat twee keer eerder een commando-ploeg de juiste plek niet had kunnen vinden Kapitein Trépel met vijf andere commando’s in de donkere en koude nacht van 27 februari 1944 op het strand van Wassenaar afgezet bij paal 91. De bemanning van de motortorpedoboot kreeg het radiobericht van de commando’s dat zij op het strand waren. De matrozen bleven voor anker wachten om de commando’s aan het einde van de nacht weer op te pikken. Opeens hoorde de bemanning lichtkogels en geschreeuw en zag men gezoek met zaklampen. Daarna werd het stil en toen het licht werd moest het schip snel uit het zicht verdwijnen om niet ontdekt te worden. In Engeland hoorde men niets meer over het lot van de zes commando’s. Die hadden kaarten, geld en andere spullen bij zich om ook over land richting Frankrijk, hun thuisland, te kunnen ontsnappen. Maar ook bij de bevrijding van Frankrijk kwam niemand boven water.
In de nacht van 26 op 27 oktober 1943 mislukte de eerste operatie, ‘Madonna Able’ door navigatieproblemen, evenals de tweede operatie, ‘Premium’ in de nacht van 24 op 25 februari 1944. De 27e februari was de navigatie in orde, maar door een hinderlijk Duits konvooi kwam de derde operatie, ‘Premium’ veel te laat aan bij paal 91. De verkenningsopdracht week in februari 1944 iets af van de eerdere.
De Duitsers hadden in de laatste oorlogsjaren de algemene gedragslijn ingesteld dat commando’s die krijgsgevangen gemaakt werden, onmiddellijk gedood zouden worden. Dat was aan geallieerde zijde bekend, en om die reden dacht luitenant Hulot dat zijn vermiste kameraden ook dat lot hadden ondergaan. Hij begon in Den Haag en omgeving met het ondervragen van Duitse krijgsgevangen, maar dat leverde niets op. Daarna ging hij de kuststrook van Scheveningen tot Hoek van Holland langs, waar hij evenmin een spoor vond. De volgende dag richtte hij het vizier op Leiden, Zandvoort, Haarlem en IJmuiden. Vervolgens richtte hij zich op gevangen leden van de Sicherheitsdienst/Sicherheitspolizei. Hoe meer die ontkenden er iets van af te weten hoe minder zachtzinnig Hulot te werk ging, maar hij moest accepteren dat hij niets wijzer werd.
De Britse majoor Belville was iets later ook aangekomen in Den Haag en had van het geallieerde hoofdkwartier een soortgelijke opdracht als Hulot gekregen. Hij had meer succes. Op het geallieerde deel van de begraafplaats Westduin in Den Haag vond hij de graven van vijf onbekende Engelse vliegers. De data van de begrafenis klopte wel ongeveer met zijn gegevens, dus liet hij de lichamen opgraven en zo kon Hulot ze positief identificeren. Er waren geen sporen van kogels, verwondingen of martelingen; Hulot had er moeite mee dat te accepteren.
Twee Franse commando’s werden later herbegraven op het Franse ereveld in Kapelle (Zeeland); de andere vier in hun vaderland. In 1985 werd het monument aan de Wassenaarse Slag te hunner nagedachtenis onthuld. Ieder jaar vindt daar een herdenking plaats.
Majoor Belville sloot zijn rapport van bevindingen op 11 juli 1945 af. In 1985 schreef historicus drs. Piet Kamphuis het boek ‘Het drama bij Wassenaarse Slag’. Een nauwgezet onderzoek van alle beschikbare bronnen heeft geen definitief antwoord kunnen geven op de vraag hoe het de zes Franse commando’s op het strand en in de duinen van Wassenaar vergaan is tussen het moment van hun landing (28 februari 01.30 uur) en hun kennelijke poging om met een rubberboot te vertrekken, waarbij zij verdronken (29 februari 02.30).